Ik ben Ester. Geboren in 1972. Verwekt met het zaad van een anonieme donor. Ik ben dus een ‘donorkind’ of ‘KID-kind’. Hoezeer artsen ook van mening kunnen zijn dat biologie onzin is (geloof me, ze zijn er nog), dat neemt niet weg dat ik een gemis ervaar. De helft van mijn afkomst is foetsie, weg, verbrand. Dus van wie ik die zaken heb die de huisarts ‘familiair’ noemt? Geen idee. Ik moet meerdere malen per dag mijn ogen schoonmaken, omdat er kleine witte ‘oogsnotjes’ in mijn ooghoeken zitten. Mensen die dicht bij me staan zien dat en waarschuwen me even, door een gebaar te maken. Maar van wie ik dat heb? Ik ben een trotse mama van twee prachtige pubermeiden, die ik samen met hun vader in vriendschappelijk co-ouderschap grootbreng. Toch had ik er naar mijn mening strikt genomen niet moeten zijn. Mijn ouders hebben in al hun onwetendheid een hypotheek op mijn afkomst genomen. Hun kinderwens moest en zou vervuld en is ingeruild voor mijn ‘genealogical bewilderment’ (een mooie term waar ik nog geen goede vertaling voor gevonden heb). Het probleem is een generatie opgeschoven. En bedankt. Het is niet eenvoudig om uit te leggen wat ik als donorkind ervaar. We krijgen allemaal immers geregeld te horen dat we ‘zo gewenst’ zijn. Blijkbaar is dat niet genoeg. Ik heb een oergevoel, een diepgewortelde wens ergens bij te horen, onderdeel te zijn van iets groters, herkenning te vinden in anderen. Om beter te begrijpen waarom ik ben, wie ik ben.