In het koloniale Nederlands-Indië hebben altijd meer Europese mannen dan Europese vrouwen gewoond. Voor dit mannenoverschot vond men een praktische oplossing: het concubinaat. De soldaten, planters of ambtenaren gingen samenleven met een Indonesische, Chinese of Japanse vrouw. Zo'n vrouw werd een njai genoemd. Haar geschiedenis (en die van haar kinderen) wordt hier voor het eerst verteld. Het is een verhaal van rechtsongelijkheid, verdriet over kinderen die niet door hun moeder mogen worden opgevoed, economische afhankelijkheid, schijnheilige publieke moraal en seksuele slavernij. Het is een verborgen geschiedenis: de nakomelingen van de njai weten vaak niet wie hun grootmoeder was of wie hun ooms en tantes zijn. En het gaat over liefde: liefde van moeders voor hun kinderen, en af en toe ook over liefde tussen de Europese man en de inheemse vrouw. Toen Reggie Baay (zelf kleinkind van een njai) begon te publiceren over dit onderwerp, maakte dat veel reacties los. Baay interviewde kinderen en kleinkinderen van njais en verzamelde unieke foto's. Uit dit materiaal heeft hij geput om de geschiedenis een gezicht te geven: het gezicht van de oermoeder, de vrouw die nu (eindelijk) haar rechtmatige plaats in de geschiedenis komt opeisen.